Vraag op straat aan 10 voorbijgangers wat ze van Postbus 51 vinden. De uitkomst? Waarschijnlijk 10 verschillende antwoorden, van ‘heel zinvol’ tot een ongenuanceerd ‘zonde van ons belastinggeld’. Zoals zo vaak zal de waarheid wel in ’t midden liggen. Nou nee. Want als je diep in de materie duikt, zoals ik vandaag deed, kom je er al snel achter dat een echt eerlijk antwoord moeilijk te geven is. Het jaarverslag dat de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), onderdeel van het Ministerie van Algemene Zaken, hier elk jaar van maakt is namelijk nogal onduidelijk. En dat is vreemd. Op de website staat namelijk letterlijk het volgende: ‘voor elke campagne formuleren de ministeries concrete, toetsbare doelstellingen in termen van wat men bij het algemeen publiek of de doelgroep wil bereiken qua kennis, houding of gedrag.’ Dat suggereert dat het jaarverslag dus wel vol met concrete resultaten zou moeten staan. Niet dus. Eerst het goede nieuws: in veel gevallen is dat ook zo. Heel netjes wordt omschreven wat de campagne heeft gedaan en of de vooraf gestelde doelstellingen zijn gehaald. Maar bij nogal wat campagnes gaat het verkeerd. Daar wordt niet het uiteindelijke gedrag gemeten, maar gaat men uit van de ‘gemeten’ gedragsintentie. Heel kort door de bocht meten ze niet of mensen minder hard rijden, maar of ze zeggen dat ze minder hard gaan rijden. Ja, zo kan ik het ook! Ik zal hier zeker geen pleidooi houden om elke campagne dood te rekenen. Sommige dingen moet je immers gewoon doen. Toch zou het goed zijn om vooral bij grote campagnes wat kritischer te worden over de inzet van dure mediamiddelen. Zeker als je er vooraf vanuit kunt gaan dat het vrij moeilijk zal worden om de doelgroep in beweging te krijgen (of juist af te remmen, bij verkeerscampagnes…).